De Griekse mythen zijn nog altijd een stevig stuk van het fundament waarop het huis van de Westerse cultuur opgetrokken is. In de moderne talen komen aanzienlijk wat woorden voor die hun wortels in die goden- en heldenverhalen vinden. in de namen van mensen, firma's, restaurants, projecten van allerlei aard duiken Griekse goden en helden telkens weer op. In films, televisieseries, toneelstukken en opera's, in romans, stripverhalen, beelden, schilderijen worden hun wederwaardigheden en avonturen levend gehouden. Hun namen worden gebruikt om mensen te karakteriseren: een adonis, een Cassandra, een nestor, een cresus, een amazone... Niet verwonderlijk dat ook in jeugdboeken de Griekse goden en helden geregeld opduiken. Imme Dros heeft er haar specialiteit van gemaakt, stevig ondersteund door de tekeningen van haar man Harrie Geelen, maar ook auteurs als o.a. Ed Franck, Paul Biegel, Evert Hartman, Gaston van Camp, Simone Kramer, Willy Schuyesmans, Lida Dijkstra en nu ook Els Pelgrom werden geboeid door de lotgevallen van de Griekse mythologische personages én door de opdracht die bij de jeugd te introduceren.
Els Pelgroms boek gaat over helden uit de Griekse mythen, met name over Bellerophon (die met het gevleugelde paard Pegasus de Olympus bestormde), over Jason (die met de Argonauten het Gulden Vlies ging halen in Colchis), over Theseus (die o.a. de Minataurus een kopje kleiner maakte) en over Achilles (die met de Grieken Troje belegerde en na jaren mokken de stad mee onder de voet liep). Er komen nog heel wat meer helden voor in de Griekse mythen maar deze vier behoren toch tot de allergrootste en er bestaat ook enig verband tussen hen. Bellerophon en Jason hebben dezelfde grootvader, Sisyphus, "de grootste schurk aller tijden". Bij de roof van het Gulden Vlies krijgt Jason hulp van de koningsdochter Medea. hun huwelijk eindigt dramatisch: als Jason zijn vrouw bedriegt, doodt zij haar kinderen om zich op hem te wreken. Later huwt ze met Aegeus, koning van Athene, die, buiten zijn weten, uit een avontuurtje met Aethra al een zoon had, Theseus, die overigens al met Jason meegevaren was naar Colchis. Die trouwt later, na zijn heldendaden, met een kind van Zeus, de kleine Helena van Sparta. Theseus' moeder Aethra verzorgt Helena en wordt later met haar als slavin mee teruggehaald naar Sparta, waar zij haar aan de juiste man helpt, Menelaüs. Paris, zoon van koning Priamus van Troje, en Helena worden echter verliefd op elkaar en zij zeilen weg naar Troje, met Aethra. In de Griekse strafexpeditie daarna, om Helena terug naar huis te halen, speelt Achilles een beslissende rol. Ook de laatste dagen van de vier helden bewijzen dat ze soortgenoten zijn: allen hebben ze in hun leven goden tegen de haren in gestreken en daarvoor krijgen ze nu hun trekken terugbetaald. De overmoedige Bellerophon wordt door Zeus gestraft: hij zwerft na zijn mislukte olympusavontuur kreupel en blind en bang voor de mensen over de aarde en sterft eenzaam. Ook Jason zwerft eenzaam van stad tot stad, van landstreek tot landstreek, gestraft door de goden wegens echtbreuk: "En overal zag hij niets dan afschuw op de gezichten, want ook de mensen keerden zich van hem af. De eens geliefde held werd alom gehaat." Hij komt aan zijn eind doordat hij de boegspriet van zijn vermomd boot Argo op zijn hoofd krijgt. Ook Theseus treft de wraak van Zeus: hij wordt zowat dement, verliest een stuk van zijn billen, raakt Helena weer kwijt en vlucht naar het eiland Scyros, waar de valse koning hem over de rand van een hoge klip duwt. En de held Achilles sterft onder helse pijnen, in zijn enkel, zijn enige kwetsbare plek, geraakt door een pijl, afgeschoten door Paris of, volgens een ander verhaal, door de god Apollo.
In de inleiding tot haar boek karakteriseert Els Pelgrom de mythen als antwoorden op de vragen van mensen over "de krachten die alles op aarde lieten gebeuren", over "verzwegen dingen" ook, want ze vertellen nooit rechttoe rechtaan wat er met mensen en goden werkelijk gebeurd is. De verhalen hielden en houden luisteraars en lezers een spiegel voor van de wereld en van de menselijke geaardheid. Het zijn verhalen vol grootse daden, vol verlangen ook naar geluk, maar tegelijk zitten ze vol blind en niemand of niets ontziend eigenbelang, bedrog, wellust, haat wegens verraad in de liefde, zinloos geweld, overspel en verkrachting en inces, intriges en jaloersheid, wrok en wraak en wreedheid. En dat geldt voor mensen en goden, laat de vertelster van deze verhalen zien. Daarin, en in de brede marge erbij, geeft ze de bestaansreden van de mythen aan: de mens laten zien dat iedere handeling van hem gevolgen heeft en dat al wat hij doet ergens door wordt veroorzaakt; hem aansporen een voorbeeld te nemen aan het leven van de helden en hun fouten te vermijden; tonen dat het leven van de mensen bepaald wordt door de wil, de nukken, de gemoedsgesteldheid, de willekeur ook van de goden, maar bovenal van hun wellust. Zij geeft in haar verhaal ook duidelijk aan dat zinnelijkheid en seksualiteit, in al haar vormen, machtige drijfveren zijn voor de handelingen van goden en mensen. Godinnen en koningsdochters gebruiken de lichamelijke liefde om goden en helden te strikken, om de tuin te leiden, aan zich te binden, te bekomen wat ze willen. Goden en helden tuinen daar maar al te bereidwillig in, maar ze zijn er zelf ook op uit elk meisje, elke vrouw in hun bed te krijgen en ze schrikken er niet voor terug te bedriegen en te roven of geweld te gebruiken om hun doel te bereiken. "Mooie en meedogenloos", overmoedig en machistisch op zijn best. Slechts een paar keer worden mensen helden in dit verhaal voorgesteld als wezens die zich, zij het maar even, niet laten leiden door hun driften en instincten. Zo verklaart Agamenons dochter Iphigenia kalm en met opgeheven hoofd, als zij verneemt dat zij als zoenoffer moet dienen: "Als het nodig is dat ik sterf om de Grieken naar de overwinning te voeren, dan ben ik bereid te sterven." "En zonder aarzelen, zonder een enkele snik, heeft zij zich naar de priester gewend, die klaarstond met de bijl." De held Theseus vertoont bij vlagen een edele inborst, medelijden en respect en een democratische visie, al zijn ook hem wreedheid, blinde haat, miskenning van de waardigheid van vrouwen niet vreemd. En na de dood van de Trojaanse held Hector is er heel even begrip en vriendschap tussen de twee vijanden, de Grieks Achilles en Hectors vader, en medelijden en respect van de Griekse held voor het leed van de oude man, waarbij de schrijfster in een randnoot opmerkt dat sommigen dat moment zien als een omslag in het denken van mensen: "Naast de barbarij, het genadeloos afslachten van vijanden, was er opeens plaats voor heel andere gevoelens, die daarvoor niet betonden, of niet werden toegestaan." Deze en de vele andere randnoten bewijzen dat Els Pelgrom niet zomaar een verhaal voer oude helden en goden wil vertellen. Ze toont duidelijk dat onze taal, ons denken, onze gewoonten nog vol zitten met verwijzingen naar die oude verhalen. De lezer krijgt hier etymologische en semantische verklaringen van worden als bacchanaal, zefier, achillespees, twistappel, amazonezit, harpij, sirene, odyssee. De schrijfster tekent ook de parallellen tussen elementen uit de Griekse mythen en gegeens in de verhalen van andere volkeren, in sprookjes, in de Bijbel en de Koran. Zo blijkt de redding van een mens die geofferd gaat worden een universeel fenomeen: Agamemnons dochter Iphigenia; Phrixus, zoon van Athamax en Nephele; Abrahams zoon Izaak. Dat geldt ook voor wolfs- of berenkinderen, te vondeling gelegd, grootgebracht door wilde dieren en later teruggekeerd in de mensenwereld. In de herder die het niet over zijn hart kan krijgen Priamus' zoontje op bevel van het orakel in het bos te vermoorden, herkennen we trouwens de jager uit het sprookje van Sneeuwwitje. Ook de wraak van de magische figuur die als enige niet uitgenodigd werd op het feest, komt vaak voor: Eris, die de twistappel schenkt bij het huwelijk van Peleus en Thetis, doet denken aan de boze fee die de vloek uitspreekt bij het geboortefeest van Doornroosje. Net zoals Potifars vrouw Jozef beschuldigt van ongewenste intimiteiten, belastert Phaedra haar stiefzoon Hippolytus, zoon van Theseus, als zou hij getracht hebben haar te verleiden, terwijl het in beide gevalle nnet andersom was. Een andere in vele volksverhalen voorkomende figuur is het jongensachtige meisje in een mannengemeenschap, in dit geval Atalanta, de jagers uit Arcadia, beroemd om haar snelheid en kracht. De grote Heracles vindt een tegenhanger in de held Gilgamesj uit het oude Mesopotamië. En op Colchis, waar het Gulden Vlies zich bevond, werden de doden in bomen gelegd, net zoals dat gebeurde bij sommige indianenstammen in Noord-Amerika. Door deze parallellen aan te stippen brengt de schrijfster de mythen dichter bij de lezer. Niet altijd vermeldt ze die gelijkenissen tussen culturen expliciet, de lezer krijgt de kans ook zelf te ontdekken en te combineren. Hij verneemt hier ook dat er een verband bestaat tussen de mythen en de realiteit: zo is de zoektocht naar het Gulden Vlies niets anders dan een epische vertaling van de handelstochten van de Grieken en ook in de strijd om Troje speelden economische belangen mee.
Els Pelgroms mythische verhalen lopen niet op literaire stelten. Ze lezen vlot, de stijl wil geen nabootsing zijn van de homerische verzen, de taal klinkt hedendaags en jong en af en toe wat relativerend, met een kritische noot en een vleugje humor. Dat maakt dit boek zeker aantrekkelijk voor jonge lezers, net zoals de vrijmoedige, wat pikante vermelding van de erotische esbattementen van de antieke goden en helden. De talrijke kleurige tekeningen van Thé Tjong-Khing passen uitstekend bij de tekst: ze sluiten nauw aan bij het verhaal, vullen passend in wat niet verwoord is, geen in gezichtsuitdrukking en houding precies emoties weer, zijn verwant aan door jongeren vaak bekeken striptekeningen. Leuk zijn daarin ook artistieke grapjes zoals in de tekening van het maal waarop Achilles vriendelijk en medelijdend luistert naar de smeekbede van koning Priamus, een duidelijke verwijzing naar Da Vinci's Laatste Avondmaal.
De kaartjes van het middellandsezeegebied en de tijdsbalk vooraan in het boek helpen de lezer de verhalen in ruimte en tijd te plaatsen. Het boek is uiterst verzorgd uitgegeven, met heldere druk op een mooi gevarieerde bladspiegel.
Jammer dat dit boek weinig consequent is in de spelling van Griekse klassieke namen. Griekse vormen (Iphigeneia, Ikaros, Gaia, Hephaistos, Homeros) staan naast Latijnse naamequivalenten (Medea, Daedalus, Phaedra, Jason, Olympus) en Cronos en Afrodite vallen onder geen van beide spellingstelsels.
Toch een mooi, boeiend en leerrijk cadeauboek voor jongeren (13+) die houden van verhalen over avonturen, over de relaties tussen mensen, over het mysterieuze in het leven, over de kracht van de liefde en de haat.
Iets oudere lezers die in verhalen meer willen lezen over de karakters van de personages, over de drijfveren van hun doen en laten, over hun diepste verlangens en gevoelens en gedachten zullen waarschijnlijk meer hun gading vinden in Imme Dros prachtige en krachtige verhalenbundel Griekse mythen, met prenten van Harrie Geelen. Ook zij vertelt de mythe van de Argonauten en het Gulden Vlies, over de liefde tussen Medea en Jason "of wat daarvoor doorgaat", over "de held van het labyrint", Theseus, maar daarnaast ontmoet de lezer in deze kanjer van een boek ook nog tal van andere mythische personages, van Perseus tot Cadmus, van Heracles tot Narcissus, van Orfeus tot Oedipus, van Psyche tot Eros, en over nog vele anderen, 500 volle bladzijden lang. Imme Dros gebruikt de mythen niet om de lezer iets te leren over zijn taal of over zijn culturele erfenis: ze vertelt zoals de antieke vertellers dat wel gedaan zullen hebben, met veel aandacht voor een nauwkeurig relaas van de feiten, met uitweidingen over het leven van iedereen, met wijze lessen erin, waarvan de lotgevallen van de personages een exempel zijn. De algemene toon van haar navertelling is archaïscher, gedragener dan die bij Els Pelgrom. Daar zijn de rijmloze verzen en de homerische vergelijkingen niet vreemd aan, net zo min als het tragere ritme en de lange samengestelde zinnen, de didactische dialogen waarin personages met elkaar praten over het lot van de mensen en hun afhankelijkheid van de goden, de uitweidingen over de natuur of over het menselijk gedrag. De tekst klinkt ook meer bespiegelend en telkens weer toont zij de lezer achter de mythische personages de mens in zijn hoop en wanhoop, in zijn verlangens en angsten, in zijn liefde en haat. Toch hanteert ze daarbij niet per se een taal die niet zo aansluit bij het gewone Nederlands. Ook bij haar wordt Athene wel eens kriegel, krijgt de vorstelijke gast wel eens hapjes en wordt hij volgegoten met koppige wijn [Herman De Graef]
Verberg tekst