Met de empathie van een kannibaal zet Paul Theroux zijn familie neer.
Als reisboekenschrijver is Paul Theroux niet alleen een kenner van vele windstreken maar ook een fameuze kankerpit, met meer oog voor maatschappelijke wantoestanden dan voor landschappelijk schoon, en ook in zijn romans klinkt er zelden iets opgewekts. Waar zou hij dat zure karakter toch vandaan hebben, kan de lezer zich afvragen want over zijn eigen achtergrond liet Theroux zelden iets los; in zijn fictie figureren vooral ouderloze eenzaten, en in zijn reisverhalen komt zijn persoonlijke leven nauwelijks aan de orde.
Het antwoord krijgen we in 'Moederland'. Roman noemt hij dat boek, maar neem maar van mij aan dat het over zijn eigen familie gaat, onder een vliesdun laagje fictie.
Muze van dit Moederland is zijn moeder, dat wil zeggen de moeder van Jay, want zo noemt Theroux zich hier, maar iedereen herkent hem achter dit masker, net als zijn broer Alexander Theroux, de dichter - hier Floyd, en zijn zoon Louis Theroux -Harry geheten. Plus de rest van de familie.
Een familie van 'wilden' zoals Theroux het herhaaldelijk noemt, geregeerd door een soort tiran, zijn moeder, die haar kinderen op naargeestige wijze tegen elkaar uitspeelt. Als je ooit een boek over een heerszuchtige, verdorven moederfiguur wilt lezen, lees dan Moederland; de moeilijke moeders van Adriaan van Dis (in 'Ik kom terug') en Arnon Grunberg (in 'Moedervlekken'), zijn daarbij vergeleken onschuldige engelen.
Broer Floyd vergelijkt de familie geregeld met het verdoemde huis van de Atriden in de antieke 'Orestie', een clan vol woede, jaloezie, twist en wraak, en zelfs dat lijkt een eufemisme: geen van de kinderen gunt elkaar het licht in de ogen, iedereen heeft ruzie met iedereen, opgestookt en tegen elkaar uitgespeeld als ze worden door moeder met haar verdeel-en-heerspolitiek.
Theroux, of Jay, beschrijft zijn reisdrift als een vorm van escapisme om aan zijn verschrikkelijke familie te ontkomen. Maar nu zijn moeder stokoud begint te worden en zijn eigen roem als schrijver taant, keert hij terug op het oude nest in Cape Cod, om getuige en deelgenoot te zijn van het gekonkel en geroddel. Als je hem zo zonder voorbehoud over zijn familie hoort, snap je ook zijn voorkeur voor primitieve stammen en clans in Afrika en Zuid-Amerika: in hen bestudeert hij zijn eigen familie; geregeld vergelijkt hij zijn bloedverwanten met hen.
Over zijn zusters en hun mannen: "Ik was bekend met dit patroon van de vrouw die de lasten droeg en de man die zich op de achtergrond hield: dit was de traditionele rolverdeling bij volksstammen op het platteland die ik van dichtbij had gezien." Over zijn familie: "Verzwijgen, wantrouwen, niet volledig een verbintenis aangaan, zorgden ervoor dat onze liefdesverhoudingen gegarandeerd mislukten en onze vriendschappen stukliepen. Dit werd allemaal niet hardop uitgesproken. Als analfabeten in de rimboe, geoefend in de nuances van gebaren en gezichtsuitdrukkingen, waren binnen onze orale traditie onze handelingen geraffineerder dan onze omschrijvingen."
Zijn moeder vergelijkt hij de ene keer met een Aboriginal, de andere keer met Machiavelli zelf. Het is kortom een vreselijke familie, zoals je ze zelden beschreven ziet worden. Zo misselijk en achterbaks gedragen ze zich ten opzichte van elkaar dat het vanzelf ook weer komisch wordt. Zoals wanneer Jay en Floyd bij hun moeder gaan inbreken om in het kasboek te kijken wat zij in het geniep aan hun zusters geeft. Of de wijze waarop men elkaar afbreekt op verjaardagen, bruiloften en begrafenissen. Maar de allesoverheersende kwade geest is toch wel de moeder, genadeloos neergezet door haar zoon: "Om dezelfde reden dat een moeder sterk kon zijn, kon ze ook onverantwoordelijk zijn - kil, afwezig, verknipt, verdorven, manipulatief, koppig, ijdel, materialistisch, autoritair. Een narcist, een verstikker. De ergste tirannen begonnen als vleiende verleiders, die op steelse wijze de macht naar zich toetrokken door de liefde van het volk voor zich te winnen."
Het beeld van de moeder als wrede machthebber is zo woest neergepend dat je je na een tijdje begint af te vragen of Paul Theroux het bij monde van Jay niet over zichzelf heeft, iemand die zijn slechtste eigenschappen in zijn moeder projecteert. Hij neemt in elk geval geen blad voor de mond als hij uitweidt over zijn eigen dubieuze karakter en zijn misantropie als resultaat van zijn opvoeding, zoals hier als hij zich weer eens bedrogen voelt: "Na de eerste golf van verontwaardiging was ik bezeten van een verheven gevoel van rechtschapenheid, een soort cynische gelukzaligheid. De wetenschap dat ik was verraden, bevrijdde me van iedere verantwoordelijkheid ten opzichte van de overtreder." En wat je je ook realiseert, is dat Theroux's zure en cynische kijk tijdens zijn vele reizen vooral op het conto van zijn eigen leven is te schrijven: je kunt het in zijn ogen gewoon niet goed doen.
Toch is er ook iets vertederends aan het portret van deze 'grote, poreuze, lekke familie'. Wat Theroux heel overtuigend beschrijft, is dat juist hun gekibbel en onderlinge haat onder leiding van de valse matriarch ze als het ware bij elkaar houdt. Groot is dan ook de angst voor de toekomst als de stokoude moeder, ergens rond haar 103de levensjaar (het mens wordt ook nog eens onmogelijk oud) ten slotte sterft. In haar laatste jaren, broodmager, een fossiel, beschrijft Theroux haar, haast alsof hij zich even verspreekt, zomaar als een 'lief oud vrouwtje', weliswaar ook een van haar vele valse vermommingen naar het lijkt, maar niettemin.
Wat moet je met dit boek, dat haast hilarisch van haat en afkeer vervuld is? Het is geschreven met de psychologie van een doodgraver, en de empathie van een kannibaal. Toch valt het niet te versmaden, al was het maar omdat het, op weliswaar haast karikaturale wijze maar toch ook scherp en meedogenloos, alle illusies over onbaatzuchtig gedrag onderuit haalt.
Dit is een familieroman over zwakke, slechte, verdorven mensen die toch op een of andere manier naar buiten de schijn weten te wekken van een geslaagde familie, met schrijvers, een advocaat, een diplomaat en meer prominents in hun midden. Vergeet het maar, achter de schone schijn van dit Amerikaans burgerdom gaan wilde stammen schuil. Die boodschap lijkt Theroux ook aan zijn lezers mee te willen geven: "We zaten dicht bij de bodem en de bloedvetes van onze barbaarse voorvaderen." Werk aan de winkel voor EO's Bert van Leeuwen en zijn 'Familiediner'.
Vert. Linda Broeder e.a. Atlas Contact; 622 blz. € 27,99
Oordeel
Meedogenloze, niet te versmaden familieroman.
Verberg tekst